Zijdelings

1.

Biba maakt het elastiekje los waarmee ze die morgen haar lange vlecht heeft samengebonden. Ze schudt haar hoofd zodat de grijze haren sluik over haar zijden jurk hangen. In de tijd dat die haren nog ravenzwart waren, kamde Feston ze graag met zijn lange vingers voorzichtig los. Hij deed het heel behoedzaam, alsof zij breekbaar was. Broos was ze niet, maar hun relatie wel. Dat wisten ze vanaf het moment dat ze als architectuurstudenten op elkaar verliefd werden. Feston was de enige zoon van de grootste katoenboer van de katoenvallei. Een relatie tussen iemand uit de zijdeclan en die van de katoen was tot dan toe altijd uitgesloten. Zo gauw de vaders en moeders van hun liefde zouden weten, werden ze uitgestoten, wisten ze.

In de studentenstad trokken ze zich daar niets van aan. Ze verzonnen hun gezamenlijke toekomst, ze zouden flatgebouwen als hindoetempels ontwerpen, fabrieken als moskeeën en kinderkribben als kapellen. Hun enthousiasme viel niet te stuiten, net zoals hun opwinding over elkaar want na het kammen van haar haren deed Feston altijd traag verder. Hij knoopte haar bloesje los en ondertussen zoenden ze elkaar. Wat kon hij opwindend kietelen en strelen. Een tong in haar oorschelp, handen die de kleren van haar lijf aaiden en dan een zucht en een kreun die haar van haar sokkel waaiden.

Na het einde van hun studies moest Biba van haar ouders een tijd naar huis komen om uit te rusten van die intense jaren en die hectische studentenstad. Ze beseften niet voor welke beslissing hun dochter stond maar haar ouders voelden aan dat er een zware last op haar schouders woog. Het was meer dan de keuze tussen het dorp en de stad, kiezen tussen een carrièrebestaan met haar diploma als architecte of voor een leven tussen het kweken en weven van zijde net zoals haar familie al honderden jaar samen met de dorpelingen deden. Als tiener had ze er een afkeer van, maar in die maanden na haar studies begon ze te twijfelen. Moest ze dit alles omwille van Feston achterlaten en ook breken met haar broer, haar zus, haar moeder en haar vader? Zij wilde niet per se weg van de moerbeibomen, de rupsen en de serres. Haar gedachten draaiden in cirkels, ze wachtte op een doorslaggevend argument om te kunnen kiezen maar dat moment kwam er niet. Ze bleef uitstellen.

Soms als de moerbeibomen waaiden en de koude zich door de smalle wegen tussen de huizen en de serres verspreidde, wilde ze voor de stad kiezen, voor Feston, voor een leven als architecte. Ze wilde huizen bouwen voor de toekomst, meedenken over hoe de stad er moest uitzien en ideale wijken ontwerpen waarin kinderen gezond zouden opgroeien.

Maar wanneer de augustuszon iedereen in de armen van haar lome warmte sloot, verkoos Biba weer het dorp, haar familie en de zijderupsen in de lila geschilderde serres die zij, zelfs als cum laude afgestudeerde architecte, nooit beter kon neerzetten dan haar overgrootvader die hier op het platteland zijn zijde-imperium uitbouwde. De fijnste zijde van de hele wereld kwam uit haar dorp, de allerbeste zelfs van haar eigen familie. Van een toekomst met Feston kon ze zich hoe langer hoe minder een voorstelling maken.

Niet dat ze wilde weven, maar er ontsponnen zich andere scenario’s voor het familiebedrijf in haar hoofd. Ze fantaseerde over toeristische werkbezoeken waar de vakantiegangers zijde kwamen kopen, gelokt door de verhalen over de prachtige serres, de paars geschilderde raamkozijnen. Ze droomde van folders waarin werd uitgelegd hoe haar overgrootmoeder de gele glasramen blies en hoe ze zelfs goud gebruikte voor de oranje ruitjes in de deurpanelen. Zuiver goud. Tijdens haar fantasieën bekeek haar vader haar alsof zij een verwaand nest was. Het tegendeel was de waarheid, ze hield van de sericultuur, vooral van de serres vol ladenrekken waarin de rupsen zich tegoed deden aan de moerbeibladeren. Als elke lade een woonlaag was, bevatte de serre algauw tien verdiepingen.

2.

Biba trekt de lange zijden jurk met het repetitieve patroon uit en hangt hem over de leuning van de stoel in haar slaapkamer. Ze denkt opnieuw aan de lange vingers van Feston die haar voorzichtig bewerkte tot ze klaarkwam. Toch zette zij die onstuimige relatie voortijdig stop. Niet waar, zo is het niet gegaan, ze maakte het niet uit, ze stuurde hem gewoonweg geen enkel bericht. Hij zou wel te horen krijgen dat dit nou altijd het geval was met die lui uit Zijdeland. Die lieden gingen hun eigen gang, ongeacht of anderen er last van hadden. Hij schreef een brief waarin hij vertelde dat zijn moeder hem toevertrouwd had dat zij ook van Zijdeland afkomstig was en zich al op een zijdezachte schoondochter verheugde. Biba schreef niet terug.

Dikwijls in haar leven probeerde de nu oude Biba te bedenken hoe hun leven zou geworden zijn als zij waren samengebleven, zij zonder eigen familie. Naar de katoenvallei wilde ze niet, die zijïge schoonmoeder zag ze niet zitten. Ze verzon hoe ze met hun tweetjes alleen door de wereld reisden om nieuwe wijken of markten of publieke gebouwen te ontwerpen of zouden ze zoals zovele migranten ergens in de onderbuik van een stad zijn terecht gekomen? Ze vroeg zich af of ze in beide gevallen elkaar trouw zouden zijn gebleven of elkaar zouden vervloeken om hun leven in dat vreemde land waar ze het nooit echt gewoon zouden worden. Kinderen of geen kinderen? Daarvoor trok ze bloemblaadjes uit en als het ja werd, nam ze een nieuwe margriet of goudsbloem en begon opnieuw te tellen tot vijf en terug. Meer kinderen wilde zij samen niet, dat hadden ze samen afgesproken.

Net zoals voor herinneringen van lang geleden heb je voor de ideale toekomst schemerbeelden voor ogen, nog niet helemaal ingekleurd of ingevuld maar wel met duidelijke contouren als heldere schetsen, samengesteld uit ervaringen, lectuur, films of goede voorbeelden bij vrienden of familie.

In haar fantasie zag ze altijd een meisje lopen zoals zij zelf als kind was. Dat meisje plukte mee de moerbeibladeren en at ondertussen haar buikje vol met de keizerlijke bessen. Het sap liep tussen haar vingers door, over haar armen op het witte jurkje. De volwassenen waren niet kwaad op dat kleine meisje dat haar jurk verpestte.

Als zijderupsen genoeg moerbeibladen hebben gegeten, pakken ze zichzelf in cocons in van gemakkelijk tweeduizend meter zachte draad dat de meisjes van het dorp daarna opnieuw afwikkelen. Dat werk was niets voor Biba, het was het akeligste onderdeel van het hele proces. Vooral het koken en ontrollen van die cocons vond zij ronduit eng. Nee, gaf haar maar het tekenwerk. Ze ontwierp de dessins, zoals de ‘zonsopgang’ die ze al op haar zestiende tekende. Dat dessin zat nog altijd in het aanbod en verkocht nog even goed als alle dessins die ze daarna tekende. Dat is haar sterkte altijd geweest: het creëren van nieuwe dessins, nieuwe markten, nieuwe doelgroepen.

Het ging goed met Zijdeland, van de boomgaarden tot de kwekerijen, van de spinnerijen tot de weef- en naaiateliers. Net zoals ze bij haar afstuderen bedacht, trok ze de toeristen aan, ze kwamen graag kijken, kochten zijde en droegen bij aan haar naam en faam. Hoe meer zij het voor het zeggen had, hoe beter de arbeidsvoorwaarden werden. Geen kinderarbeid meer. De jonge weefsters voelden zich de koning te rijk omdat ze bij Biba creatief mochten zijn en de dessins naar eigen goeddunken mochten verbeteren. Jarenlang ging de verkoop in stijgende lijn. Haute-couturiers stonden in de rij voor haar zijde en mooie patronen, hun galajurken en exclusieve kostuums droegen bij tot Biba’s succes. Het bezorgde haar het grootst denkbare geluk.   

3.

Biba poetst haar tanden, ze wast haar gezicht, haar armen, haar benen, haar hele lijf dat sinds Feston nooit meer werd bemind. Eén keer zag ze hem nog. Hij droeg een okerkleurig kostuum met een donkerrood hemd wat prachtig kleurde met zijn getaande huid en zijn eeuwige zwarte krullen. Zo mooi verscheen hij opeens op de opendeurdag met aan de hand het kleine meisje van haar dromen. Ze wilde hem meteen omhelzen maar de wereld weerhield haar daarvan: haar familieleden, het personeel en dan dat alleraardigste meisje dat haar eigen dochtertje had kunnen zijn.

Biba stond een trede hoger zodat Feston en zij elkaar recht in de ogen keken. Hij mompelde: ‘Mijn dochtertje wilde graag komen kijken, naar die mooie serres hier uit lang vervlogen tijden waarin de zijderupsen groeien.’

‘En haar mama?’

‘Ze is van het wolvolk en moest naar haar familie in de bergen. Toen ik mijn meisje voorstelde om iets leuks te doen, sprak ze alleen maar over Zijdeland.’ Hun handen raakten elkaar even aan en ze voelde de wereld wegzinken op het moment dat hij vroeg of ze gelukkig was. ‘Heb je wat je wilde bereiken?’

Biba wist niet goed wat te antwoorden, stamelde iets over tradities in ere houden en vroeg naar zijn leven.

‘Banaal,’ antwoordde hij. ‘Ik ben bij mijn vader in het katoenbedrijf gaan werken en zo gauw alles was gemoderniseerd en de weefhallen efficiënter waren ingericht, blies hij zijn laatste adem uit. Veel te vroeg natuurlijk. Als Zijdse wist mijn moeder dat ze in Katoenland nooit genoeg respect kon afdwingen, en daarom wilde ze dat ik de zaak overnam.’

Zijn dochter trok aan zijn mouw, ze wilde de serres zien.

‘Hebben we elkaar genoeg kansen gegeven?’ vroeg hij nog en Biba veinsde een te grote drukte. Ze zag hem die dag nog ettelijke keren in haar ooghoeken passeren en voelde telkens hoe het rood over haar wangen trok.

Tegen de avond zag ze hem vertrekken, in de open auto scheerde hij langs haar heen en hief zijn hand in de lucht. Ze wuifde terug. Het dochtertje zat naast hem op de passagiersstoel, ze droeg een zonnig geel jurkje. Een uitdagende kleur want geen stof slijt sneller dan eentje die geel is geverfd. Wanneer ze hen door de dreef van de moerbeibomen zagen wegrijden, stak er een priem door haar hart. Hun bloed was nooit samengevloeid in een kind. Hij had er nog naar gevraagd, die middag, of ze kinderen had.

Haar antwoord was kort geweest: ‘Geen man, geen kinderen. Mijn geluk zit in het bedrijf.’

Op die tocht, in het gebergte halfweg tussen Zijdeland en Katoenvallei, miste haar eerste en grootste liefde een haarspeldbocht. Hij was meteen dood. Zijn dochter niet, zij bleef leven.

4.

Biba kijkt naar buiten, naar de bergen in de verte waar ze na zijn dood naartoe was gereden om haar rouw te verteren. Op de hoogste piek waaide de wind het felst, haar haren wapperden naar alle kanten. Haar dertig jaar jongere ik draaide om haar as. In het oosten lagen de lieflijke valleien met de moerbeibomen voor de zijdeproductie, in het westen de brede valleien met de immense velden voor de katoenteelt. In het zuiden lagen dan weer de blauwe vlasvelden, zoveel sierlijker dan de smalle valleien met kapokbomen, sisal of ananasplantages of die van de netels waarmee niemand graag in aanraking kwam ook al gaven ze nog zulke waardevolle vezels voor het weven van stoffen.

Biba huiverde. Festons vrouw kwam uit deze bergen. Ze moest zich goed voelen tussen de schapen en de lama’s, tussen de koeien die het leder leveren voor tassen en schoenen. Biba keek nog eens naar de brede katoenvallei waar Feston vandaan kwam, ze draaide haar hoofd en voor het eerst merkte ze hoe gering de afstand tussen hun beider geboortegrond was.

 Wanneer de zon zich achter de wolken verschool, trok Biba haar jas weer aan. Ze onderdrukte een rilling bij de gedachte aan het noodlot en volgde de loop van de rivier in de zijdevallei. Het leven liep met evenveel onverwachte bochten en meanders als die rivier. Je hebt er evenmin vat op.   

5.

Keurig legt Biba haar ondergoed op een stapeltje op de zitting van de stoel. Ze trekt een zijden pyjama aan, eentje die ze zelf ontwierp. Jarenlang begon ze elke dag met twee tot drie uur tekenen en ontwerpen, daarna liep ze steevast door de smalle paden tussen de serres, ze bezocht de spinnerijen en de weverijen. Ze wandelde naar de moerbeibomen en op zo’n dag merkte ze opeens dat er wat scheelde. De bladeren hingen slap, te slap voor de tijd van het jaar, en ze krulden naar binnen. Er lagen geen grote zwarte vlekken op het dicht bijeen groeiende kortgeschoren gras waar normaal in deze periode de moerbeien zich ophoopten. Dit jaar vielen ze gedroogd van de boom, ondertussen bladerde de bast af.

Er deden geruchten de ronde dat er een epidemie heerste bij de moerbeibomen in China, Cambodja en Vietnam. Als dat het geval was, kon die pest zich verderzetten tot hier, met of zonder hulp van de producenten daar. Ze liet de stammen wit kalken, een beproefde methode tegen mieren en ander ongedierte maar het leek een averechts effect te sorteren. Nog meer vruchten droogden aan de takken, de bladeren krompen verder, de bast verbrijzelde aan de stam. Ze liet de sproeimiddelen komen. Ze liet het uitzoeken door wetenschappers en wichelroedelopers, zelfs door de recherche die normaal alleen uitrukt voor moordzaken en witteboordencriminaliteit. Niemand wist raad.

Tot de nieuwe van de forensische dienst constateerde dat er tussen het zand in de boomgaard een gif werd gevonden dat al twintig jaar geleden van de markt verdween, hij ging op bezoek bij de weduwe van Feston en vond er hetzelfde goedje.

Die man van de forensische dienst kwam ook bij Biba: ‘Had u geen relatie met die Feston toen u allebei architectuur studeerden en had hij niet op de terugreis van de zijdevallei de dood gevonden?’ Dat verklaarde volgens hem de jaloersheid van de weduwe van Feston, die zich bovendien altijd en overal op de tweede plaats gezet voelde.

De wraak van zijn weduwe begreep Biba omdat de rouw om Feston voor haarzelf even rauw aanvoelde als voor die wettelijke echtgenote.

6.

Biba neemt het uitgerekende aantal pillen en schenkt het laatste glas uit de fles champagne die ze eerder bij haar maaltijd nuttigde. Ze knipt het licht uit en gaat in het bed liggen. Dit leven is af, maar het kon beter, denkt ze en weer beginnen haar hersenen in cirkels te malen, over het volgen van je hart of het volgen van je verstand. Zij is niet zo zeker van die scheiding tussen hart en verstand. Omdat ze haar verstand volgde, respecteerde ze ook haar hart, de tradities, de gevoelens van haar ouders, haar andere ideeën dan die van de architectuur en de liefde. Zelf kaatste ze zich de bal terug: wie verliefd wordt op iemand buiten de eigen tradities, heeft al met die eeuwenoude gewoonten gebroken en wil een eigen weg bouwen.

Terugkijkend op haar leven heeft Biba spijt van haar trouw aan de tradities, aan het volgen van het familieplan. Haar voorzichtigheid neemt ze zich kwalijk. Zo kwam ze minder pijn tegen, maar ook minder liefde.

 Ze maakte het leven alleen maar zijdelings mee.