Metaforen

Vijftien. Vijftien streepjes heb ik gezet tijdens de tirade van mijn collega Mathieu. Met een klap sloeg hij daarna de deur dicht. Ik bleef alleen achter in ons kleine kantoor bij verzekeringsmaatschappij Zekermaat. Zijn vuile koffiekop staat nog naast zijn scherm. Op zijn verjaardag was het opschrift leuk: Good luck finding better colleagues. Nu liggen de kaarten anders. Want wanneer zal hij terugkeren, en… komt hij ooit weer?

Zekermaat gaf onze promotor-professor Desmet een half jaar de tijd om een eenvoudig computerprogramma te ontwikkelen voor de diagnose van burn-out zodat de verzekeringsmaatschappij geen beroep meer hoeft te doen op dure psychologen of psychiaters. Sindsdien hebben Mathieu en ik hier in dit kantoor met de spierwitte muren per dag honderden streepjes op ruitjespapier gezet om professor Desmets hypothese te toetsen. Volgens haar moeten we bij een overmaat aan onbepaalde telwoorden, voornaamwoorden en bijwoorden zoals nooit, erg, zeer en iedereen een burn-out kunnen detecteren. In Google geven ze duizenden hits over vermoeidheid en ook burn-out, maar al na die eerste dag van acht uur kijken en luisteren naar mensen die in plaats van de controlearts te bezoeken hun verhaal aan de hand van enkele eenvoudige vragen voor de camera moesten doen, wisten we dat die hypothese van Desmet geen steek kon houden. Dat vertelden we haar, maar zij veegde al onze bezwaren van tafel. We moesten blijven voortdoen, aldoor hetzelfde. Dikwijls waren me murw tegen de avond.

Dat was ook het geval een paar weken geleden. We begonnen te gekscheren om de wollige metaforen die mensen met een burn-out doorgaans gebruiken. Melig herhaalden we het ‘over de grenzen gaan’, we lachten hardop met ‘te hard opgespannen snaren’ en schaterden het uit bij de vrouw van middelbare leeftijd die er niet alleen uitzag als een dweil maar zich bovendien ook uitgewrongen voelde en we weenden van het lachen bij de man die niet durfde uit zijn gouden kooi te breken.

Op dat moment keken Mathieu en ik elkaar aan. We droogden onze lachtranen want tegelijk drong het tot ons allebei door dat dit taalgebruik beter een burn-out kon meten dan Desmets onbepaalde woorden.

De volgende dagen waren de leukste van de hele periode die Mathieu en ik samenwerkten. Uren aan een stuk zaten we uiterst geconcentreerd voor onze schermen. Ik turfde en Mathieu analyseerde het verhaal. Had ik tijdens de vijf eerste minuten van de spreektijd tien metaforenstreepjes gezet, dan diagnosticeerde hij steevast een burn-out. Het klopte als een bus. Bij minder streepjes waren de mensen vermoeid maar hadden ze hooguit een paar weken vakantie nodig om te kunnen herstellen.  

Natuurlijk wisten we dat Zekermaat en Desmet deze bevindingen graag wilden horen. Zekermaat wilde zo min mogelijk geld uitgeven aan controleartsen, en Desmet wilde haar hypothese bewezen zien, enfin, eender welke hypothese als ze maar weer geld zou krijgen voor nieuw onderzoek om andere hypotheses te toetsen.

Mathieu en ik hielden wijselijk onze mond. Dit goed betaalde luizenbaantje wilden we niet kwijt. Mathieu had het geld nodig om een eigen psychologenpraktijk in te richten in het huis van zijn verloofde. En ik wilde het allerliefst auteur worden. Na dit contract zou ik vrij zijn om mijn eerste roman te schrijven. Het moest iets voor young adults worden, mijn eigen favoriete leeftijd.  

We bleven de cliënten even goed als voordien diagnosticeren en voor professor Desmet zetten we per cliënt lukraak wat streepjes op papier. Op die manier hield ik tijd over om alvast enkele kortverhalen voor wedstrijden te schrijven en Mathieu kon zich verdiepen in sofa’s en andere stoelen die nodig zijn voor een psychologenpraktijk. 

*

Ik klik mijn scherm weer aan. Mijn contract loopt nog tien dagen, maar ik mis Mathieu. Voor hij de deur dichtknalde, vertelde hij dat hij zich zo voelde als al die mensen die voor de camera over zichzelf praatten. ‘Ik wil weer in mijn kracht staan,’ merkte hij zonder enig cynisme op. Op automatische piloot zette ik een streepje. ‘Maar dat lukt niet met dit werk,’ voegde Mathieu eraan toe. Eerder vertelde hij vanmorgen langs zijn neus weg dat zijn verloofde er al een week vandoor was met zijn beste vriend. Onthutst wilde ik hem troosten, maar dat liet hij niet toe. Daarna stortte hij in. Hij zag zijn grenzen vervagen omdat hij al een hele week de godganse nachten in zijn hoofd bleef turven. Hij voelde zich van uitputting leeglopen. Er moest iets veranderen. Hij keek naar mijn handen. Ik draaide het blad in zijn richting. Treurig keurde hij de streepjes. ‘Zekermaat is zo ziek als de hele maatschappij. Ik heb gestudeerd om mensen te genezen, niet om te turven en zieke mensen zo gauw mogelijk weer naar hun afstompende werk te sturen.’

*

Voor ik op de knop druk om naar de volgende meelijwekkend persoon te luisteren, kondigt professor Desmet zich met een korte krachtige tik op de deur aan. Ze draagt haar oranje jumpsuit, die krapper zit dan tijdens mijn sollicitatie.

‘Waar is Mathieu?’

‘Burn-out.’ Ik schuif mijn blocnote met de streepjes in haar richting. ‘Zo gaat het altijd bij mensen met een druk leven en eentonig werk. Bij een persoonlijke probleem gaan ze dan ten onder aan een burn-out.’ Ik wijs haar op de vijftien streepjes achter Mathieus naam.

Professor Desmet kijkt me vragend aan.

‘Deze streepjes zette ik bij elke wollige metafoor van Mathieu. Dit is de lakmoesproef van een burn-out, zo hebben wij tot inde treuren getest.’ Als ik uitleg wat hij bij elk streepje zei, hoor ik mijn stem almaar uitdagender klinken.

Professor Desmet glimlacht, dan proest ze het uit, vervolgens is ze woest. ‘Waar haal jij de pretentie vandaan om je met mijn hypothese te bemoeien?’

Ik zet mijn koptelefoon rechter op mijn hoofd. ‘Het is al goed. Ik turf de volgende tien dagen alleen de nooits, ergen, velen, helen en zeren. Geen probleem.’

Zij loopt weg. Ik zet enkele streepjes en luister naar de man van een jaar of dertig die het heeft over zijn kruipende tweeling en dat hij niet toekomt aan zelfzorg. ‘Het gezin groeit me over het hoofd.’ Hij zucht eens diep en kijkt verloren. ‘Mijn kinderen hebben geen uit-knop en ik dus ook niet.’

Een aantal dagen zit ik alleen in mijn kantoor. Dan weerkaatst de witte muur het oranje achter me. Ik wil omkijken maar Desmet plant haar handen al op mijn schouders.

Ik probeer onderuit te zakken en zeg dat het me spijt.

‘Hoe kun jij nou in je eentje mijn hypothese bewijzen?’ Haar stem klinkt zo betraand als die van de mensen op de filmpjes. ‘Ik kom van bij de directie. Ze willen de resultaten zien. Nu. Wat moet ik doen? De druk is enorm. En jullie hebben alles verknald.’

‘Luister dan toch.’

‘Ik loop al op de toppen van mijn tenen.’

Ik onderdruk de neiging om een blad ruitjespapier te pakken.

‘Ken je een versleten en meer dan dubbel zo lange uitgerekte elastiek? Nou, zo voel ik me nu. Mijn veerkracht is weg.’

Ik tel haar metaforen op mijn vingers.

‘Ik heb het gevoel dat ik naar adem moet happen.’

Ze ziet hoe ik in een automatisme de vijfde vinger uitgestrekt op tafel leg. Ze leunt verder in mijn richting.

‘Wat ben jij toch aan het doen?’

Ik trek de draad van mijn koptelefoon uit de computer en klik mijn cursor op de pijl onder de film.

Desmet gaat op de stoel van Mathieu zitten en pakt een blad. We kijken naar een vrouw met peper-en-zoutkleurig haar waarin lang geleden de kapper een coupe knipte. Ze voelt zich het worstje in de hotdog, met haar kinderen nog thuis en ouders die ook hulp behoeven. ‘En nu is mijn man er met een ander vandoor.’ Na het eerste streepje zet Desmet een tweede. Omdat er bij de vrouw niets meer in balans is, volgt het derde streepje.

Wanneer Desmet naar me kijkt, is dat niet meer met doffe ogen, maar met glinsterende kijkers.

Ik sta op, neem mijn tas en mijn jas. Ik heb in dit kantoortje genoeg levensverhalen gehoord om de volgende jaren tientallen romans te schrijven.

dit verhaal stond op de shortlist van het Verhaal van de Maand – januari 2023