Het onderzoek naar de tragedie

Amper 50.000 Vlamingen hebben zich na de Tweede Wereldoorlog laten erkennen als weerstander, dat is minder dan de helft van de 140.000 erkende verzetsstrijders in België. Toch hebben zij 1600 neergeschoten Britse piloten helpen vluchten, duizenden Joodse kinderen en volwassenen en nog meer Vlaamse onderduikers onderdak en voedsel gegeven, tientallen clandestiene bladen verspreid, inlichtingen doorgegeven aan de regering in Londen en al dan niet gewapend sabotagedaden verricht aan de spoorwegen, de telefoonlijnen of de installaties van de Duitse bezetter.

De Duitse repressie was onvoorstelbaar. Verzetslieden die werden betrapt, kregen een onevenredig zware straf.  Ook de represailles waren onevenredig hevig.

Daarom hielden veel mensen de veilige kant, zoals Jan Brokken het in De vergelding, een dorp in oorlog, noemt. ‘De ondergrondse werd met een bang oog bezien en tegen het einde van de oorlog zelfs met een boos.’ Volgens deze Nederlandse schrijver groeide de angst voor mogelijke represailles na daden van verzet uit tot een collectieve psychose waardoor het verzet veel goodwill verspeelde.

In Breendonk

De werktitel van mijn boek De tragedie van Elise Nahon zou evengoed De tragedie van het linkse verzet in Antwerpen kunnen zijn. Het is een poging om enkele van deze verzetsstrijders na tachtig jaar in hun eer te herstellen.

Over de meeste verzetsstrijders lees je niet per se slechte dingen, wel over Elise. Zij zou jaloers geweest zijn, zelfs een opportunistische nymfomane, een lichtekooi. Was ze dat werkelijk? Of lag het aan de tijd dat een jonge, mooie vrouw die na martelingen verraad pleegde, als een wuft en verwend wicht werd voorgesteld? Zou ik haar in een ander daglicht kunnen stellen omdat de tijden zijn veranderd. Zou ik als vrouw veel meer een empatische bril kunnen opzetten dan de vroegere geschiedschrijvers die zonder uitzondering mannen waren?

“Zou ik als vrouw een meer empathische bril kunnen opzetten?”

Om een antwoord te vinden op deze vragen ben ik op zoek gegaan naar de bronnen. Op www.antwerpenherdenkt.be vond ik veel basisinformatie, net zoals op www.belgiumwwii.be. Daarna kon ik dieper graven in het rijksarchief, de Dienst Archief Oorlogsslachtoffers op de Luchtvaartsquare aan Brussel-Zuid, het depot Cuvelier in de Hopstraat vlakbij de Dansaertwijk en de erkenningsdossiers in Anderlecht. Thuis las ik op www.warpress.be alle edities van de Rode Vaan, Het Vrije Woord en België Vrij.

Rijksarchief in Sociale Voorzienigheid
Rijksarchief Hopstraat binnen
Rijksarchief Hopstraat buiten

Ik ben ook teruggekeerd naar Antwerpen, naar mijn geboortestad. Net zoals Elise doorkruiste ik te voet Antwerpen van noord naar zuid, van oost naar west en vond vooral in het Felixarchief aan de Oude Leeuwenrui een schat aan informatie, met zelfs de PV’s per Antwerpse wijk en per oorlogsjaar, maar ook het personeelsdossier van de leerkracht Elise Nahon-Hofkens met alle documenten van haar korte carrière, inclusief haar sollicitatiebrief en het besluit van de gemeenteraad om haar te rehabiliteren. Haar diploma heb ik niet gevonden maar  wellicht heeft ze die aan de normaalschool voor meisjes in de Lange Gasthuisstraat behaald.

Marlies in het Felixarchief
Felixarchief in Antwerpen

Daarnaast heb ik een heel jaar lang op elk vrij moment archieven bezocht. Naast het Antwerpse stadsarchief in het Felixpakhuis ging ik naar het akelige en daardoor steengoede museum in Breendonk, maar ook naar de rijksarchieven in Brussel. Daar kon ik veel informatie vinden over de verzetsdaden en de erkenningen van de verzetslui rondom Elise. In het prachtige gebouw van de Prévoyance Sociale kon ik zelfs een interview met Elises man, Vital Nahon beluisteren, opgenomen in 1990.

Drie keer ben ik ook naar Beveren gereden. In de oude legergebouwen zocht ik naar het aantal dagen dat Elise in de Antwerpse gevangenis in de Begijnenstraat zat. De eerste keer vond ik haar naam niet eens. Er zat niets anders op om het Dagboek der Ingeschreven en Afgeschreven Gedetineerden van voor tot achteren door te nemen. Hier las ik waarvoor mensen tijdens de oorlog in de gevangenis belandden. Naast diefte, openbare dronkenschap, heling en moord deden mensen ook aan melkvervalsing en -verkoop, sluikslachting en vruchtafdrijving. Elke tijd leidt blijkbaar tot specifieke overtredingen, het doet me in de verte denken aan de eerste coronalockdown waarin speelpleintjes en banken verboden terrein waren, net zoals samenscholingen.

Dan zag ik pas dat er naast de in- en uitgeschreven gedetineerden ook een getal stond, het aantal burgers, onderverdeeld in mannen en vrouwen, die in de Duitse afdeling zaten. Op 30 en 31 juli 1943, maar ook de eerste dagen van augustus bleef het aantal vrouwen in de Duitse afdeling op 75, terwijl de andere cijfers voortdurend veranderden. Op 30 juli waren er in totaal 639 gevangenen onder wie 198 in de gewone en 447 in de Duitse afdeling, op 1 augustus in totaal 644 onder wie 452 in de Duitse afdeling. Maar van de Duitse afdeling werden blijkbaar geen fiches opgemaakt of toch alleszins niet bewaard. Ook al namen de Burgers van de Duitse afdeling meestal in aantal toe, nergens is er die dag een naam te bespeuren.

“Dan pas zag ik dat er ook een Duitse afdeling was waar Antwerpenaren gevangenen zaten.”

Pas na een tijd leerde ik (nota bene in Brussel) dat ik daarvan toch de archieven kon inzien mits toelating van de Procureur des Konings van Antwerpen. Dan las ik dat Elise veel meer dan een paar dagen in de gevangenis in de Begijnenstraat doorgebracht zoals ik elders had gelezen. Zo zat ze in de cel van 29 november 1942 tot 13 januari 1943. Ze was dus niet thuis met de feestdagen. Bovendien zat ze opnieuw in de gevangenis van de Begijnenstraat vanaf 31 juli tot en met 21 september 1943, en dat op het moment dat Charlotte, Jeanne, Rebecca en Bruxla er ook gevangen zaten. Zij hoorden bij de 75 vrouwen van de Duitse afdeling van de vrouwelijke gevangenis. Dàt had ik nog nergens anders gelezen en is ook iets heel anders dan de steeds weer gekopieerde versie waarbij de Brusselse afdeling van de Sicherheitspolizei haar na een paar dagen uit de gevangenis haalde omdat ze voor hen zo waardevol zou zijn geweest.

De aangevraagde dossiers wachten in rijksarchief Beveren

Ik ging een derde keer naar Beveren omdat ik pas na mijn tweede bezoek hoorde dat ik er toch het onderzoek naar het overlijden van Elise kon inkijken. En weer bleek de werkelijkheid straffer en rijker dan ik tot nog toe kon verzinnen. Passages die vaag waren kon ik duidelijker gaan inkleuren, onduidelijke relaties werden scherpgesteld. Ik kon aan de laatste fase van het schrijfproces beginnen.